Selecteer een pagina

Dit artikel is geschreven voor het blad ‘Bij de Les’ van de NVS-NVL. Het is gepubliceerd in september 2013.

Op school hebben we regels zodat iedereen weet waar hij of zij zich aan te houden heeft en ook om de veiligheid te garanderen. Maar wat nu als je een leerling in de klas hebt die deze regels keer op keer, bewust of onbewust, doorbreekt?

Als zorgcoördinator zag ik het gebeuren in school: docenten die ‘klaar’ zijn met een leerling. Die geen interventie mogelijkheden hebben, die niet weten hoe hen nog te bereiken. Ik ben positief verrast wanneer ik hen hoor vragen hoe ze toch weer in contact kunnen komen met deze leerling. Ik ben ervan overtuigd dat er heel veel gelegen is in deze vraag. De docent die zich echt verbindt met de leerling, begint zich bewust te worden van de eigen interactie met de leerling. Hij bemerkt daarbij welke emoties de leerling bij hem oproept, herkent en parkeert deze om zich vervolgens te richten op de leerling.

Denken, voelen en doen
Als docent is het belangrijk om in beeld te krijgen of het ongewenste gedrag een probleem is op het niveau van het denken, het voelen of het doen. Door het juiste niveau te erkennen kun je de leerling ondersteunen met passend leerkrachtgedrag.

Denken
Stel je een leerling voor die maar niet snapt dat zijn huiswerk niet afkomt. Er was afgelopen week telkens wel een goede reden te vinden aldus je leerling. Maar jij als docent weet dat het probleem al veel langer bestaat en weet dat de lestijd ook niet volledig benut wordt. Je voelt je daarom genoodzaakt in te grijpen. Er bestaat een kans dat hij te ver achter raakt met de lesstof of misschien wel blijft zitten. Jij ziet al een probleem dat je leerling nog niet erkent; deze vindt dat het wel meevalt en dat het vast wel goed komt. Door dan toch als docent telkens te wijzen op het gedrag dat je verandert wilt zien, kan een negatieve spiraal gaan ontstaan tussen jou en de leerling.
Het is belangrijk je in eerste instantie als docent zijnde af te vragen of de leerling wel weet dat hij of zij het (ongewenste) gedrag vertoont. Als je je er niet bewust van bent dan kun je ook niets veranderen. Dit lijkt zo’n evidente vraag maar in werkelijkheid zul je schrikken hoe vaak leerlingen het niet weten van zichzelf. Die reageren met ‘ja maar’ in plaats van het eigen gedrag te erkennen.
Als docent is het je taak om deze leerling op weg te helpen naar zelfbewustzijn. Het eerste doel is dat de leerling herkent wanneer het gedrag weer voorkomt of wanneer bepaalde gedachten opkomen. Een leerling die verbaast op zijn stoel zit, je aankijkt en zegt ‘verrek, ik deed het nu weer hè?’ terwijl je je irritatie al voelde opborrelen omdat hij weer zat te praten… Daar kan je toch alleen maar om lachen en hem complimenteren dat hij het goed gezien heeft? Deze benadering geeft zoveel lucht aan de leerling. Hij krijgt vertrouwen in zichzelf en met een kwinkslag draai je een situatie om.
Het tweede doel is dat de leerling zich bewust wordt van de problemen die dit oplevert voor hemzelf of anderen. Bij beide stappen is groei alleen mogelijk als je dit positief bekrachtigt als docent. Dus wees scheutig met je complimenten. Wat je tot slot kunt aanbieden is de leerling te leren om hulp te vragen. Door hulp te vragen komt de leerling sneller weer tot gewenst gedrag en als docent versterkt het je band met de leerling, wat je goed kunt gebruiken op het niveau van voelen.

Voelen
Op dit niveau kan het voorkomen dat een leerling al goed door heeft dat er iets gebeurt in het denken maar dat hij nog verstrikt raakt in zijn gevoelens. Deze leerling kan bijvoorbeeld goed vertellen dat hij er met zijn gedachten niet meer bij is of dat hij last heeft van een leerling of situatie. Maar tegelijkertijd is hij echter overgeleverd aan zijn impulsen en heeft onvoldoende mogelijkheden om zelf spanningen op te lossen. Ik denk bijvoorbeeld aan een leerling die het lastig vindt om een opdracht te maken omdat hij de opdracht niet begrijpt of niet met het benodigde computerprogramma om kan gaan. Als docent zie je dan dat de leerling iets niet inlevert of merkt dat de cijfers achterblijven. Maar je hebt wellicht onvoldoende door dat de leerling geen hulp heeft gevraagd bij oplopende spanning voor moeilijke schoolse taken. De oplossing op dit niveau is dat de leerling mag ontdekken dat het prettig is om met de docent in gesprek te zijn over gevoelens en gedachten, en merkt dat het hem helpt om tot een oplossing te komen. Als docent help je de leerling op dit niveau verder op weg naar zelfstandigheid en autonomie door het probleemoplossend vermogen te vergroten, impulscontrole te verbeteren en adequater met spanning om te leren gaan. In het lerarengedrag is het ontwikkelen van coregulatie bij de leerling het belangrijkste. Omdat de leerling het nog niet ‘vanuit zichzelf’ kan zal hij het doen ‘voor jou als docent’. Een goed contact is hiervoor dan ook onontbeerlijk.

– Doen
En dan kom je als docent tot slot te werken met de leerlingen op het derde niveau. Denk bijvoorbeeld aan een leerling die goed kan benoemen dat het gedrag van een medeleerling hem altijd kwaad maakt, maar die terug zal schelden in plaats van naar de docent toekomt om erover te praten. Deze leerling is niet altijd in verbinding met anderen en ontkoppelt in (voor hem) lastige situaties. Deze leerling mag bewuste relatiehantering gaan aanleren.
De leerling heeft dus wel door wát hem doet ontregelen, maar hij is nog afhankelijk van de steun van de docent. Deze leerling wil je dus zelfstandigheid aanleren. Het beste doe je dat in kleine stapjes. Knip het grote doel in kleine (deel)vaardigheden samen met de leerling. Door vervolgens de nadruk te leggen op wat er al goed gaat kan de leerling succeservaringen opdoen.
Als het eerste doel ‘in gang gezet is’ kunnen jullie vooruit gaan kijken en gaan nadenken over mogelijke oplossingen voor toekomstige situaties. Belangrijk om te weten is dat de leerling enkel zal ‘groeien’ als hij het zelf wil en dus is het belangrijk om het als docent direct te complimenteren als de leerling intrinsieke motivatie toont en actief meedenkt. Door de vele gesprekken en het goede contact met de docent gaat de leerling toenemend zelf vooruitblikken en gedragsalternatieven kiezen.

Aan de slag gaan
Deze drie niveau’s, afgeleid van de theorie van Hedy van Loon, zijn oplopend. Het is dus niet mogelijk om een probleem aan te pakken op het niveau ‘doen’ terwijl er eigenlijk nog een probleem is in het denken of voelen. In dat geval zal de leerling zich verzetten of het nut van verandering niet inzien. Elke volgend niveau vooronderstelt op zijn minst de beheersing van een belangrijk deel van de voorgaande.
Het belangrijk dat je als docent snapt dat het gedrag niet direct weg is. Om dit namelijk te kunnen veranderen moet de leerling zich bewust zijn van de eigen gedachten, zijn gevoelens kunnen beheersen en bewust kiezen het juist te doen in een gegeven situatie. Daarvoor is een heel proces nodig, waarin docent en leerling samen kunnen optrekken en gezamenlijk kunnen groeien.

Een andere manier van kijken
Het maken van de omslag van handelingsverlegenheid naar handelingsbekwaamheid is geen eenvoudige opgave voor een docent. Het vraagt als eerste een andere manier van kijken naar de leerling. Om de benodigde visie en vaardigheden te krijgen is de inzet van het zorgteam maar met name ook je eigen team erg belangrijk. Door input van je collega’s kan ontdekt worden op welk niveau het probleem van de leerling ontstaat en kan de leraar handelingsadviezen krijgen om met de leerling te werken. Maar dan, bij het opstellen van het handelingsplan, begint het proces pas. De docent gaat namelijk samen met de leerling een proces in. Dat vraagt mogelijk veel van deze docent, omdat het proces eerder met deze leerling is vastgelopen. Steun van het team en het gezamenlijk vieren van successen zijn bijna voorwaardelijk voor het slagen van de interventies.