Al voordat onze oudste naar school ging waren we bezorgd. In zijn jonge leventje speelden twee zaken waar mijn aandacht naar uitging en die ook op school een grote impact zouden hebben. De eerste was dat hij zwaar allergisch is. Zo ernstig dat hij dood kan gaan aan een kruimel ei of pinda en daarnaast heeft hij een hele waslijst aan voedingsmiddelen die hij niet mag hebben omdat hij er erg ziek van wordt. Al voor een appel kunnen we op de eerste hulp belanden. Nog voordat hij startte hadden we gesprekken, wat is er mogelijk, wat kan school aan? Een pinda-vrije school wilden we niet. Houdt een kind, zoveel als mogelijk, in de eigen omgeving. De spanning liep vaak zo hoog voor me op tijdens gesprekken dat ik huilend aan tafel zat bij de intern begeleider. De zorgen bleken ongegrond. Ongelofelijk wat er gedaan werd voor mijn kind. Dankbaarheid en verbazing wisselden elkaar af. Eerder schreef ik er al deze blog over.
Onze andere zorgen betroffen zijn ‘mogelijke’ hoge IQ. Als klein mannetje van nog geen jaar wist hij sloten open te krijgen, zelfs degenen aan de buitenkant van het bovenbedje in het kinderdagverblijf. Hij schroefde autootjes niet alleen uit elkaar maar ook weer in elkaar met een schroevendraaier op anderhalf jarige leeftijd en toen hij begon te spreken en voorbij de 20 woorden kwam ging dit gelijk in volzinnen. Geattendeerd door vele vrienden die ons vroegen ‘joh, is dat kind hoogbegaafd of zo?’ ben ik gaan lezen. Want ik kom dan zelf wel uit het onderwijs, ik had werkelijk geen idee wat een hoogbegaafd kind nodig zou hebben op school. Heel eerlijk gezegd vond ik het ook wel een bijzonder idee. Hoe zouden wij nu aan zo’n slim kind komen? Het moest wel aan de kant van mijn vriend vandaan komen. Daar had immers iedereen zijn VWO diploma en werden er behoorlijk wat prestaties geleverd. Heel wat anders als mijn moeizaam verlopen HAVO carrière. Ik had nog maar 3 artikelen gelezen of ik begon iets te vermoeden. Ik zocht op Google naar stukken over ‘hoogbegaafde volwassenen’ en voor ik het wist zag ik de levensverhalen van mezelf, mijn broer, vele van zijn vrienden, familieleden en de vele jongens die afgleden van uni naar HBO welke ik een schop onder hun kont had gegeven om te zorgen dat ze een opleiding zouden behalen. Ik herkende de rechtvaardigheid, de perfectionistische inslag en de moeite om aansluiting te vinden. Maar bovenal voelde ik en herkende ik mijn ‘anders zijn’. Ik voelde de pijn van mijn eigen verleden. Mijn depressieve buien gunde ik mijn kind niet….
Eenmaal op school vulden we een ‘signaleringslijst’ in. Om te kijken of hoogbegaafdheid gezien werd. Hij kwam er niet ‘door’. Te weinig punten zei het computersysteem. In een gesprek bleek dat wij niet hadden aangegeven dat hij bijzondere interesses had. Tsja, als je geen vergelijkingsmateriaal hebt met andere kinderen, dan vergelijk je jouw kind met wat je kent. En in mijn geval vergeleek ik mijn kind met een autistisch jongetje… niet helemaal eerlijk bleek achteraf. Maar daar geeft een computerprogramma niets om natuurlijk. Ondertussen gingen de maanden en jaren voorbij. Hij werd groter en groeide de kleuterklas uit. Hier had hij één vriendinnetje gehad waar hij erg goed mee ging. De juf daagde hem uit en rekte zijn perfectionisme – in – aanleg wat op. Ja, dat kralenplankje was misschien dan wel de meest nauwkeurige van allemaal, maar complimenten kreeg hij voor het werkje waar hij geen zin in had en toch in doorzette. Spannend was het om over te stappen naar groep 3. Hoe zou het daar gaan? Snel werden we gerustgesteld, eerst door onze gastouder, later tijdens de eerste gesprekken. Dit was een meester die de kinderen echt zag.
Van een leien dakje ging het niet. Net voor de overstap zag ik mijn oudste steeds verdrietiger worden en op de nieuwe school ging het iets beter. Een leerkracht die hem zag in combinatie met wat vriendjes deed hem goed. Maar dan nog, hoe zou het verder gaan? Inmiddels wist ik meer over hoogbegaafdheid. Veel meer. Ook de kanten waar het mis liep, Niet meer ging op school of in het dagelijks leven. Onze zoon weigerde te praten over school, vond veel saai en leek soms stil te staan. (Een patroon wat we kenden uit de kleuterklas, daar wist hij zijn 2e Cito ook minder te doen dan de allereerste). Hij was nog nooit gemotiveerd geweest nieuwe dingen te leren (zolang hij niet inschatte dat hij het kon) en ik maakte me ernstig zorgen over zijn toekomst. Niet in deze klas, hier zat hij goed. Maar hoe ging het verder? Geregeld hadden we gesprekken op school en met inmiddels zijn zusje ook op school maakte ik me wat minder zorgen over hem.
Totdat we een 10-minuten gesprek hadden. Ik kan er niets aan doen, ik vind die gesprekken nu eenmaal altijd te kort. En mede daardoor kreeg ik het gevoel dat niet alles besproken was. Hoe kon ik aangeven dat ik me zorgen maakte ook al was het probleem nog niet zo groot. Damn, ik weet hoe het is als docent. Altijd te weinig tijd om te doen wat ieder kind nodig heeft, schipperen en er het beste van maken. De grootste zorgenkinderen extra hulp of steun bieden. Als docent, maar later ook als zorgcoördinator wist ik dat leerlingen vaak meer nodig hebben dan je ze kunt geven, al is het maar omdat didactiek en pedagogiek eigenlijk samen twee fulltime banen zijn voor een volle klas.
En toch maakte ik me zorgen. Ik kende de vele vele verhalen van ouders, kinderen en inmiddels volwassenen die niet hadden gekregen wat zij nodig hadden gehad. Hoe het hen getekend heeft. Hoe ongelofelijk veel moeite het kost om op latere leeftijd nog te leren leren, door te zetten, je hersenen te gebruiken als je nooit in de juiste zone van ontwikkeling hebt gezeten en niet weet wat het is om in flow te werken, maar ook niet weet wat het is om ergens moeite voor te doen of jezelf uit te dagen. Angst balde mijn maag samen, ik sliep er niet meer van. Er moest waarschijnlijk een gesprek aangegaan worden. Maar was het ‘erg genoeg?’
En toen kwam de brief van school. De plusklas stopte. De geliefde klas van mijn zoontje. Naast de lessen van de meester (die kan geweldig vertellen over het heelal en andere interessante zaken) het enige waarover soms thuis verteld werd. Schoolwerk werd aan de kant gegooid als hij thuiskwam maar huiswerk uit de plusklas moest tot de laatste letter gemaakt worden. De boodschap was simpel en duidelijk:
Vanaf week 12 gaan er nieuwe groepen starten en hebben we deze ingedeeld aan de hand van de volgende criteria :
– De leerlingen van groep 5-8 die deelnemen hebben tweemaal opeenvolgend een I+ of I score op CITO begrijpend lezen en rekenen. Bij groep 3 en 4 wordt er gekeken naar rekenen en spelling.
– Leerlingen moeten zelf ook de motivatie tonen om deel te nemen aan deze groepen.
Om (een van) bovenstaande redenen hebben we moeten besluiten dat uw kind niet langer kan deelnemen aan deze plusgroep.
Ik was perplex. Oké, ik weet nog altijd niet of mijn kind hoogbegaafd is. Hij is niet getest. Van mij hoefde dat ook nooit. Wel was duidelijk dat hij meer aankon in de klas. Een wisselend beeld liet zien en baat had bij dit moment in de week. En ik was boos. Hoe dúrft een school op basis van Cito scores eisen aan een plusklas te stellen, Weten ze dan niet dat van alle zes profielen van hoogbegaafde kinderen er vijf zijn die onderpresteren? Ik zuchtte, de tranen stonden in mijn ogen. Ik wist dat ik het gesprek aan moest gaan. Maar zag er zo vreselijk tegenop. Hoe kon ik mijn emoties binnenhouden en een zinvol gesprek aangaan? Was ik daartoe in staat? Hoe zou ik als bezorgde moeder ervoor kunnen zorgen dat we als ouders en school samen kunnen gaan werken aan zijn toekomst? Was ik in staat om bij mijn eigen bezorgdheid te blijven zonder te vervallen in oer-emoties (jaja, die eeuwige emotionele overexitability zit me soms aardig dwars) maar ook zonder te veel mee te gaan in de posities van de docent en school, welke ik zo goed kende. Hoe kon ik al mijn kennis als expert buitenboord houden omdat het daar nu niet om gaat? En hoe konden we ervoor zorgen dat nog voor de zomervakantie het gevoel zou ontstaan dat onze zoon ook na deze twee fijne jaren bij zijn leerkracht ook de komende 4 jaar goed begeleid zou gaan worden? Op een manier en niveau dat hij blijkbaar zo hard nodig had?
Ik besloot een oproep op Facebook te zetten. Een bericht om hulp. Wie had er tips? Wat kon ik zeggen dat richting een constructieve oplossing zou werken? Wat moest ik vermijden? Ik maakte een foto van de brief van school en tikte er een snel bericht bij op mijn telefoon. Een paar uur later was mijn timeline ontploft. Velen die het herkenden bij hun kinderen of zichzelf en vanuit emotie reageerden. Enkele collega’s die met tips kwamen en vele vele meningen. Waar ik geen rekening mee had gehouden was het feit dat mijn bericht op ‘openbaar’ stond. En dat er dus vrij veel mensen mee lazen met dit bericht. Ook mensen die ik niet kende. Die mijn situatie niet kennen. Die niet weten hoe deze leerkracht ons mannetje heeft gered door hem sociaal gezien een plek te geven in de klas en ervoor te zorgen dat hij voelt dat hij er mag zijn en erbij hoort. Mijn hart brak…
Uiteindelijk heeft mijn Lief een gesprek gehad op school. Een duidelijk, open en constructief gesprek. We kregen een signaleringslijst in te vullen. Er komen meer extra werkjes. Zowel op school als thuis gaan we samenwerken aan de vele vaardigheden die onze zoon nog mag leren, van een groeimindset tot doorzettingsvermogen tot ‘doen wat je gevraagd wordt’ bijvoorbeeld. Wat het ook is, samen gaan we eruit komen. Hoe weet ik nog niet. Maar het voelt wel goed dat we nu geen zorgen meer hebben ‘om’ school, maar ‘samen met’ school. Samen op weg naar een goede toekomst voor mijn zoon. Daar doen we het voor!
goed dat het uiteindelijk ” samen” wordt!!
Het allerbelangrijkste, driehoek van kind, ouders, school.
En alles doen met allemaal hetzelfde belang: jullie kind.
Succes en geniet