Selecteer een pagina

De telefoon gaat. Ik kijk naar links, zie het beeldscherm oplichten en zucht eens diep. Dan rek ik me net ver genoeg uit om hem op te pakken en omgekeerd weer op tafel te leggen. Ik heb het lef niet om het gesprek weg te drukken en irriteer me aan het feit dat de telefoon geluid blijft maken….

Het voorval wat ik hierboven beschreef is zo’n 10 jaar geleden. Ik zat niet lekker in m’n vel en een van mijn beste vriendinnen belde me op. Ik wist waarom; ze had te lang niets van me gehoord en wilde weten hoe het ging. Dat was sinds kort onze afspraak.

Een tijdje ervoor hadden we elkaar gezien in een cafeetje en bij een kop thee vertelde ze me dat het opviel dat ik soms bijna elke week belde en soms ook ineens een maand niet. “En als ik je dan spreek na die maand” zei ze, “dan vertel je dat het -inmiddels weer- goed met je gaat”. Ik wil dat niet meer. Ik wil er voor je zijn als je je rot voelt.

Ik snapte haar bezorgdheid. Ik wilde op dat moment zelfs dat ik het anders zou doen. En ik wist ook dat ik onmogelijk de telefoon zou pakken. Vandaar de afspraak dat zij mij zou bellen…

Mijn leerproces 
In de jaren die tussen dit voorval en nu is er behoorlijk wat gebeurt. Brene Brown leerde me dat als je je associeert met iets wat een dagelijkse keuze is, dat het tegenovergestelde dan een schaamtegevoel kan oproepen als je dit gedrag vertoond.

In de mindset-theorie zien we dit ook; als jij jezelf ziet als iemand die ‘succesvol’ is dan is het lastig om een moment dat het minder goed gaat niet als ‘falen’ te ervaren. Zou jij jezelf zien als iemand die probeert elke dag ’te leren’ en daar moeite voor doet dan kun je een keer een fout maken maar dan is dat niet zo erg; morgen immers weer een nieuwe kans!

Ik besefte me dat ik iemand was die graag hulp gaf. Dat vond ik niet alleen fijn om te doen. Ik associeerde me er ook mee. Als iemand vroeg naar mijn positieve eigenschappen dan stond bovenaan het lijstje ‘hulpvaardig’ of ‘er voor een ander zijn’. Ik had dit zo met mijn karakter geïdentificeerd dat het logisch was dat ‘ik’ zo was. En behalve dat ‘ik’ het was, was het ook nog eens positief. Wow, had ik me daar iets moois te pakken!

Door dit gedrag en de keuzes die ik kon maken ‘vast te zetten’ kon ik niet meer om hulp vragen. Omdat ik het ene gedrag als positief had betiteld was het tegenovergestelde automatisch negatief getint.

Daar had ik wellicht nog het meeste moeite mee, om juist dat stuk te accepteren. Want had ik de mensen die ik had geholpen dan als hulpeloos beschouwd? Had ik mezelf ‘beter’ gevonden? Had ik negatief gedacht over het feit dat zij hulp vroegen? Dat alles was niet het geval geweest.

Tot ik me besefte dat het ‘mijn gevoel’ was. Als zij hulp vroegen dat voelde IK me beter. Dat gaf me een prettig gevoel over mezelf, want dan kon ik helpen! En het omgekeerde zat dus ook in mezelf. Als ik hulp vroeg dan voelde IK me rot, want blijkbaar kon ik mezelf niet helpen…

De oplossing 
Op het moment dat dit besef ‘binnenkwam’ bij me, viel alles op z’n plek. Ik heb mijn ‘onzichtbare rode reddercape’ nog altijd, maar ik draag hem niet langer als persoonlijkheid. En ik ben erg trots als vriendinnen me tegenwoordig zeggen ‘ik weet dat je ‘nee’ zegt als het niet uitkomt. Maar ik krijg pas echt een goed gevoel als ik… (je raadt het al, toch?) hulp kan vragen en gewoon -bijna zonder nadenken- een vriendin opbel omdat ik me rot voel, en even van me af wil praten.