Selecteer een pagina

Mijn mond viel open. Ik voelde hoe het bloed uit mijn gezicht leek weg te trekken en ik schudde kort mijn hoofd om met mijn gedachten weer bij mijn leerlingen te kunnen zijn.

Ik zat in het midden van de klas met negen leerlingen om me heen. Op de bijeen geschoven tafels lagen twee grote witte vellen, inmiddels helemaal volgeschreven vol met uitspraken van mensen die mijn leerlingen tegen waren gekomen in hun schoolcarrière.

Het begon onschuldig. Eén van mijn leerlingen had de andere uitgemaakt voor lui omdat ie zei ‘neem voor mij ook ff een blaadje mee als je toch loopt’. Waarop die was opgesprongen en was gaan schelden. Ik had het gezien, gezegd dat dit vast niet de eerste keer was dat hij zoiets hoorde en vroeg toen ‘zeg, zijn er eigenlijk ook vervelende dingen tegen jullie gezegd door docenten?’

Het was of ik de deur van een kippenhok had opengetrokken. Iedereen riep door elkaar heen en ik verstond er niets van. Maar omdat ik wel wilde weten waar mijn leerling nu ‘gevoelig’ voor waren geworden gaf ik ze vellen papier en een stift zodat ze om de beurt konden praten en schrijven. Ze gingen aan de slag en de woorden vlogen op papier…

‘lui’,
‘irritant’,
‘dom’,
‘arrogant’,
‘nutteloos’,
‘verwend nest’,
‘kreng’,
‘bitch’,
‘eigenwijs’,
‘koppig’,
‘aansteller’,
‘bot’,
‘lomp’…

Vervolgens zei Karin ‘ik hoorde eens een docent over me zeggen tegen iemand dat er nooit iets van me zal worden. Mag die er ook bij? Ik knikte en zij schreef. Een nieuwe categorie was aangeboord want nu gingen de anderen ook los:

‘wat wil je ook met dat gezin waar zij uitkomt?’,
‘hij haalt de hele school naar beneden’,
‘kan beter optyfen’,
‘hoop dat ze snel weg is’…

Die laatste uitspraak was van Tora. Haar ogen stonden vol tranen en de rest van de klas was stil en keek haar aan. ‘Dat wou de juf echt volgens mij’, ze mocht me echt niet. Lucca troostte haar en zei ‘ik ben wel blij dat je er bent. Laat haar maar, ze is niet belangrijk’, terwijl ze haar arm om Tora’s schouder legde.

Naast me zat Lars, die tot op heden nog niets had gezegd. Nu hoorde ik hem zachtjes fluisteren ‘rot op, ik wil dat je weggaat en nooit meer terugkomt, stuk onbenullig dom vreten dat je bent. Je bent het niet waard om hier te zijn, sterker nog, je bent niks waard, nog niet eens de woorden die ik nu uit pure woede aan je vuil maak’….

Hij was amper verstaanbaar maar zijn gezicht was bikkelhard. Deze gezichtsuitdrukking kende ik van hem, zo was hij binnengekomen op onze cluster 4 school. Gelukkig had ik hem in de loop van het schooljaar zien veranderen. Wat moesten deze uitspraak hem pijn gedaan hebben dat hij ze nu nog zo woordelijk kon oprakelen…

‘Juf, ze moesten ons gewoon echt niet’, zei Tora. ‘Ik denk dat dat de enige reden is dat we al zo vaak van school afgestuurd zijn. Dat ze ons liever dood hadden dan nog een dag in hun klas en dat ze daarom alles erbij haalden wat er mis met ons was zodat ze daarover konden klagen bij de directeur en dat die ons weg kon sturen.

Mijn mond viel open en ik schudde mijn hoofd…. Hadden mijn leerlingen het gemis aan verbinding op deze manier ervaren of hadden ze dit werkelijk ooit gehoord? In mijn hoofd weergalmden de woorden ‘dit kan niet zo zijn’. Ze weergalmden nog toen een kleine 10 minuten later de pauzebel ging en de leerlingen hun gesprek staakten en naar buiten liepen. Ik haalde diep adem, schudde nogmaals mijn hoofd en nam me voor om nooit ‘die docent’ te gaan worden. Wát er ook gebeurde…