Selecteer een pagina

Als ik een groep voor me heb met overwegend hoogbegaafde of hoogsensitieve mensen krijg ik vrijwel altijd dezelfde reactie op de vraag “welke van de getekende stippen op het bord ben jij? Eén van degene ín de cirkel of degene erbuiten?

Unaniem hebben ze de neiging om zichzelf als ‘buitenstaander’ te betitelen. Zo voelden ze zich destijds en zo voelen ze zich tegenwoordig nog steeds vaak. Sterker nog; als we het aan degenen vragen die zichzelf wel ‘binnen de cirkel zouden plaatsen’ dan zouden zij waarschijnlijk ook aangeven dat diegene er inderdaad buiten valt.

Het zijn de volwassenen van nu die zich ‘anders’ voelen, die nooit het gevoel hadden dat ze in die groep pasten. Maar waar ze waarschijnlijk -als ze eerlijk zijn tegen zichzelf- ook niet in willen passen omdat ze dan niet meer zichzelf kunnen zijn.

Het zijn de kinderen van toen die zich druk konden maken over andere kinderen die ‘erbuiten vielen’, die de gepeste kinderen gingen helpen. Het zijn de kinderen die exact wisten te vertellen wat ze konden veranderen aan hun uiterlijk of gedrag waardoor ze weer bij de groep zouden horen.

Als we de groep als stippen op een vel papier voor ons zien, dan zal de buitenstaander zichzelf misschien wel ‘buiten de kring’ plaatsen, maar toch vrij dicht bij één of twee klasgenootjes. En kijk: dat klasgenootje staat dichter bij jou als bij een ander kind dat weliswaar in dezelfde kring is getekend.

Het gaat dus niet om “erbij horen”, het gaat om je geaccepteerd voelen! En dat is een groot verschil. Laten we in onze klaslokalen en werksituaties ons daar nu eens wat meer op richten? Dat kinderen zichzelf mogen zijn, zich gewaardeerd voelen om wie ze zijn? Ook al vallen ze buiten de groep? Zolang ze maar de verbinding voelen met minimaal één iemand in de groep, zodat ze weten dat ze er mogen zijn, dat ze gezien worden! Als we dáár nu eens op gaan letten, in plaats van ons richten op de kinderen die ‘erbuiten’ vallen te zien als probleem? Hoeveel kinderen zouden dan eindelijk zichzelf mogen zijn?