Selecteer een pagina

Mijn blog ‘ze moeten ons gewoon niet’ riep nogal wat op bij mensen. Ongelofelijk hoeveel reacties ik kreeg op mijn blog, via mijn site, facebook, twitter, de mail en telefonisch. In alle reacties die ik las en hoorde merkte ik het verschil hoe mensen omgingen met de boodschap die ze kregen. In mijn onderzoek afgelopen jaren naar zelfbewuste emoties kwam ik op een gegeven moment via Brene Brown ook het verschil tussen schaamte en vernedering tegen.

Krijgt een kind een onvoldoende op een toets en zegt de docent; 
“je bent nog te dom om je naam goed te schrijven’”
dan kan een kind dat geloven … of niet! En daár zit hem het verschil!

Als een kind dit niet vindt van zichzelf, deze boodschap dus niet geloofd en het dus niet terecht vindt dan zal het zich vernederd voelen. Dan komt zo’n kind thuis met de boodschap dat de docent gemeen is geweest. Zo’n kind is boos, voelt zich onrecht aangedaan. Er is een drive, een wil om het tegendeel te bewijzen. En wellicht is er een enorm verdriet. Maar in dit geval kan ‘ermee gedeald worden’.

Als dit kind zou geloven dat het inderdaad dom is en daarna deze boodschap krijgt dan is het enkel een bevestiging van wat het al weet. Komt het kind dan thuis dan zal het vanuit schaamte niets vertellen. Er ís namelijk niets te vertellen. Die docent heeft immers enkel uitgesproken wat dit kind al eerder tegen zichzelf had gezegd. Dit kind houdt zijn mond dus dicht. Deze reactie is veel gevaarlijker en schadelijker voor de toekomst van het kind, maar veel moeilijker om ooit te ontdekken als ouder.

Deze theoretische uitleg maakte dat ik ook mijn eigen geschiedenis onder de loep nam. Ook ik heb het een en ander te horen gekregen van mijn docenten. Soms goed bedoeld, om mij verder te helpen. Soms om mij aan te geven ‘dat ik iets niet kon, er niet geschikt voor was en mij over te halen om een andere beroepsrichting te kiezen’. En in een enkel geval heb ook ik een vernederende ervaring gehad. Zoals in mijn onderstaande blog te lezen is. Dat ik echter, door me voor te nemen mijn leerlingen nooit te vernederen wellicht ook hun toekomst gekleurd heb is echter nooit eerder in me opgekomen….

Bloemkolenverstand
Ik heb het… bloemkolenverstand. Of in ieder geval had ik het. In de vierde klas van de Havo was het een begrip dat regelmatig gebruikt werd om mijn algehele rekenvaardigheden weer te geven. Ik had, volgens mijn natuurkunde docent, net voldoende intelligentie om – uit mijn hoofd- de prijs van twee bloemkolen bij elkaar op te tellen.

Het deed pijn, vreselijk veel pijn, die opmerking van meester Jan. Maar het maakte ook dat ik wilde laten zien dat ik het wel kon. Urenlang zuchtend en zwoegend boven de materie van vectoren, middelpunt vliedende krachten en onbegrijpelijke formules. De ene 4 na de andere halend. Met mazzel kwam er af en toe een 6 voorbij, maar voordat mijn blijdschap de overhand nam wist meester Jan het direct de kop in te drukken. Hij keek dan de klas in, mijn toets in zijn hand. Zuchtte eens diep, schudde zijn hoofd van links naar rechts en weer terug, en zei met zangerige stem ‘jongens, als zelfs bloemkolenverstand hiervoor een voldoende weet te scoren dan is het dus duidelijk veel te gemakkelijk geweest.

Met het eindexamen in zicht en een 5,4 als gemiddelde was het ‘erop of eronder’ voor mij. Het was een warme zomer en ik herinner me hoe ik in mijn zomerjurkje en met blote voeten buiten in het gras lag te leren. Vastberaden om mijn examen te behalen ploeterde ik opnieuw al mijn boeken door. En daar waar ik voorheen niet snapte hoe alles werkte, kon ik nu niet meer begrijpen hoe ik het niet had kunnen zien. Alles was terug te voeren op enkele formules, dus zolang ik me die herinnerde en bovenaan mijn blad schreef kon ik elke opgave gemakkelijk herleiden. De toets leek en bleek een makkie.
En zo geschiedde dat mijn naam werd omgeroepen tijdens de diploma-uitreiking en meester Jan klaar stond bovenaan de trap van het podium om me te feliciteren. Hij fluisterde me zachtjes toe ‘wist je dat je het hoogste cijfer van de school hebt?’ Ik schudde mijn hoofd, die informatie was me nog niet bekend. Ik gloeide van trots. ‘Het is echt zo. Zal ik het zeggen?’ vroeg hij zachtjes, zijn microfoon achter zijn rug houdend zodat de zaal ons gesprek niet kon volgen. Ik keek hem aan en waar de woorden vandaan kwamen weet ik niet , maar ik zei ‘tuurlijk mag dat. Zeg je er ook even mijn koosnaampje bij?’

Heel raar… maar hij deed het niet, hij noemde enkel mijn naam en het feit dat ik geslaagd was en daarmee bleef bloemkolenverstand ‘ons geheim’. Maar ik was trots. Niet zozeer op mijn resultaat, hoewel dat natuurlijk prachtig was. Maar met name op mijn doorzettingsvermogen en het feit dat ik koos het positieve in mezelf te geloven.

Toen ik, na een Hoger Laboratorium Opleiding en lerarenopleiding vijf jaar later terug was op mijn oude middelbare school, aangenomen als docent natuur-scheikunde, was meester Jan net het jaar daarvoor gestopt met zijn baan om ergens anders te gaan werken. Vastberaden nam ik me voor om ‘het anders te gaan doen’. Ik zou mijn leerlingen nooit een haar krenken!

Gesteund door de overtuiging ‘dat ik eerst ook mijn toetsen bagger maakte maar later met een 9,2 mijn eindexamen afsloot’ omarmde ik de eerste theorieën over de verschillen tussen het jongens- en meisjesbrein. Herhaaldelijk vertelde ik in mijn lessen ‘ook al lukt het je nu nog niet, wellicht dat als je wiskundeknobbel zich aan het ontwikkelen gaat, dat het je wel lukt’. Gooi het kind dus niet met het badwater weg en kies gerust voor een bèta-studie als je dat leuk lijkt, ook al ‘ben je nog niet zo goed’.

Jaren later, toen deze hersentheorie inmiddels al weer deels achterhaald was kwam ik erachter dat ik hoogbegaafd was. En ik het beste top-down kon leren. Bloemkolen verstand had ik dus zeker niet, maar mijn op-later-moment-ontluikend-natuurkundig-inzicht had ook niets te maken met een nog-niet-ontwikkelde wiskundeknobbel.

Ik had gehoopt met mijn uitspraken de meiden in mijn klas te ondersteunen. Of het dat gedaan heeft weet ik niet. Ik kan alleen maar hopen dat mijn aanpak hetzelfde heeft opgeleverd als de uitspraken van meester Jan uiteindelijk voor mij hebben betekend. Want er zijn maar weinig docenten die je niet enkel je diploma meegeven maar ook nog eens een leven lang aan doorzettingsvermogen… en trots!